We kregen kritiek op Tuiny Forest. Mooi, dan kunnen wij weer vertellen waarom wij denken dat het wèl werkt. Daan Bleichrodt, Chief Tree Planting Officer bij IVN Natuureducatie en motor achter zowel Tiny als Tuiny Forest, legt hieronder uit hoe het zit.
Onlangs verscheen in Trouw (augustus 2020) een opinieartikel van Tinka Chabot, over Tiny Forest en Tuiny Forest. Ze wekt in het artikel de indruk dat de bosjes niet werken. En dat is jammer, want de minibosjes leveren wel degelijk een bijdrage aan de natuur, de buurt én natuureducatie.
Ik wil graag reageren, op haar vier grootste punten van kritiek. Hoewel haar toon stevig is, blijkt de inhoud broos.
1. Er zijn betere manieren om CO2 op te slaan
Als CO2 opslaan ons doel was, hadden we ongetwijfeld een groter bos geplant. Het doel van Tiny Forest (buurtbos ter grootte van een tennisbaan) is het verbinden van mens en natuur. En dat doen we door samen met buurtbewoners, gemeenten en kinderen inheemse minibossen te planten. We laten jong en oud ervaren hoe leuk en gemakkelijk het is om natuur te herstellen. En dat werkt aanstekelijk, over twee jaar liggen er al 300 van deze minibosjes in ons land en ook in België, Curaçao, Engeland, Griekenland, Ierland en Malta volgen ze ons voorbeeld. Alleen al in 2020 hebben onze bosjes 22 ton CO2 opgeslagen, veel meer dan de uitstoot onze spaarzame vluchten.
2. De hazelaar is te groot voor een tuin
Bij Tuiny Forest (6 m2 inheems bos voor in de tuin) kiezen we ervoor om veel soorten te planten, in plaats van één volgroeide struik – bijvoorbeeld de hazelaar. De soorten krijgen wat minder ruimte en blijven daardoor ook wat kleiner. Zo ontstaat er een divers, dichtbegroeid stukje wildernis in de tuin.
In (oer)bossen groeit misschien 1 op de miljoen zaailingen uit tot een volwaardig exemplaar, de rest van de zaailingen blijft klein, wordt opgegeten of sneuvelt. In het wild worden de meeste hazelaars ook geen 12 meter hoog, de meeste blijven kleiner. In het bos is het niet gek om een honderd jaar oude eik van een paar meter hoog te vinden. Deze wacht geduldig op het moment dat een grotere boom omvalt, en er weer wat meer licht doordringt.
Sleedoorns, waar ook commentaar op is, kunnen soms woekeren, maar het mooie aan tuinieren is dat je gewoon kan ingrijpen. Als je op tijd snoeit of de zaailingen wiedt, is er niks aan de hand.
3. IVN adviseert om bloemen en vruchten weg te snoeien
De snoeikalender voor Tuiny Forest is te downloaden via onze site. Deze kalender helpt mensen om de planten in de juiste periode te snoeien. Zo ontwikkelen de bomen en struiken gewoon bloemen en vruchten en daar profiteren vlinders, vogels en bijen weer van. Vergelijk het met een haag, die wordt ook elk jaar gesnoeid, maar ook daar profiteren veel dieren van en het ziet er leuk uit.
Wie wil, kan de bomen en heesters lekker laten uitgroeien, staat ook in het beheerplan dat mensen bij Tuiny Forest meegeleverd krijgen. Uit marktonderzoek weten we dat de meeste mensen liever geen bomen van 20 of 30 meter in hun tuin hebben. Daarom kozen we ook voor soorten die zich allemaal gemakkelijk laten snoeien.
4. Ze gaan voorbij aan bosbouwkundige en ecologische principes
Alle ecologen en bosbouwers van de wereld zijn het over een principe eens: inheemse bomen planten is goed voor de biodiversiteit en mitigeert de effecten van klimaatverandering. Het is dan ook niet verrassend dat ecologen van Wageningen Universiteit al meer dan 600 diersoorten in onze inheemse minibossen ontdekten. Misschien voelt mevrouw Chabot zich meer thuis bij de traditionele bosbouw, die vooral gericht is op houtproductie. Die bossen zijn minder divers en bomen krijgen de ruimte. Zo ontwikkelen ze rechte stammen en kan je ze makkelijk omzagen. Wij laten onze bosjes liever staan. Leuker voor mensen en beter voor de natuur en ons klimaat.
Daan Bleichrodt
Chief Tree Planting Officer @ IVN Natuureducatie