Help, ik heb een kamerplant! Klinkt dit jou bekend in de oren? Lees dan hier onze snelcursus met 5 tips om je kamerplant in leven te houden.
1. Zet ‘m op een goede plek.
Check hoeveel licht je kamerplant nodig heeft (dat lees je bijvoorbeeld in onze kamerplantenbieb of op het label bij de plant). Er zijn grofweg drie categorieën die overal terugkomen:
- Zon: je plant kan prima tegen zonlicht, ja heeft zelfs zonlicht nodig! Zet 'm gewoon lekker in de blakende middagzon. Notoire zonliefhebbers zijn de Bananenplant en de Indische Rubberplant.
- Half-zon of Half-schaduw: je plant wil heel veel daglicht, kan wat ochtend- of avondzon aan en vindt ook gefilterd zonlicht lekker. En gefilterd zonlicht betekent weer zon die door een vitrage valt, of om even dichter bij de beleving van een plant te blijven, zonlicht dat door het bladerdek valt. Monstera's groeien op de bodem van de jungle en zijn dus gek op een gefilterd zonnetje.
- Schaduw: weinig fel licht. De plant hoeft niet letterlijk in de schaduw van iets of iemand te staan, maar wel op een plek waar de lichtintensiteit laag is. Heb je een raam op het Noorden, dan kan zo'n kamerplant prima op de vensterbank staan. Heb je juist grote ramen op het Zuiden een geen boom of flat voor dat raam staan, dan moet zo'n schaduwplant zeker vier meter van het raam vandaan staan. De Calathea is een plant die het goed doet zonder fel licht.
Goed, heb je gelezen in welke categorie je kamerplant valt, zet 'm dan op een plek waar hij zoveel licht krijgt als 'ie nodig heeft.
En, we kunnen het niet vaak genoeg herhalen: nee, er bestaat geen categorie van levende planten die geen daglicht nodig hebben. Alle levende planten hebben daglicht nodig.
2. Geef niet teveel water.
Voor vetplanten en cactussen geldt: maximaal 1 keer in de week een heel klein scheutje.
Voor het gros van de andere planten geldt: laat tussen gieten door de bovenste laag aarde uitdrogen. Zo voorkom je dat wortels ten nat staan en gaan rotten. Voel voor je giet! Ingewikkeld? We hebben ook een uitgebreidere instructie voor water geven geschreven.
3. Geef niet te weinig water.
Vergeet ze niet, die planten. Ken jezelf: als je het nodig hebt, stel dan een wekelijkse melding in in je agenda. Maar eerst weer, voelen!
4. Voed je planten.
In de natuur schijt er nog wel eens een vogel of een geit in de buurt van de plant. In jouw huis moet die kamerplant het van jou hebben. Geef je plant voeding met een grondlegger voedingspil, eentje per jaar is genoeg per plant. Makkelijker kan niet toch?
In de winter zijn je kamerplanten in rust en moet je het voeden lekker laten.
5. Zing voor ze.
Het is nooit wetenschappelijk bewezen dat planten beter gaan groeien van muziek. Er zijn wel prachtige verhalen, bijvoorbeeld over een oude Italiaanse wijnboer die klassieke muziek liet schallen tussen zijn wijnranken die uitzonderlijk grote druiven produceerden.
Wel bewezen: planten reageren op geluid, bijvoorbeeld op het geluid van knagende rupsen. Dan gaan ze zich beter verdedigen, worden ze bijvoorbeeld minder lekker. En met geuren waarschuwen ze vervolgens hun collega-planten een eindje verderop: ga je vast beschermen!
Planten vangen dus weldegelijk geluid of geluidsgolven op. Kan dus heus geen kwaad om voor je planten te zingen. En daar zit altijd een positief effect aan: wie voor zijn planten zingt, geeft zijn planten ook aandacht en ziet het ook eerder als een plant water, voeding of hulp nodig heeft.